Beste vrienden,

  

Voor de vorming van het geweten is de godsdienst onontbeerlijk. De bijdrage die het christelijk geloof kan leveren aan de vorming van een fundamentele ethische consensus binnen de samenleving wordt ook door filosofen en politici erkend die niet tot een kerk behoren. De Franse president Sarkozy heeft bijvoorbeeld ter gelegenheid van het pausbezoek in zijn land gesproken over een ‘positieve laïcité’ om de verhouding tussen kerk en staat te karakteriseren.

 

Er zijn echter ook landen waar de openbare aanwezigheid van het christendom massaal, soms ook subtiel, bestreden wordt. In Hongarije vond deze zomer een ernstig bedoeld debat plaats over een mogelijk verbod op het luiden van kerkklokken. In Groot-Brittannië kreeg “British Airways” na een lang proces het recht om een lid van het grondpersoneel te verbieden een kruisje aan de hals te dragen. De vrouw van Egyptische oorsprong was al ontslagen omdat ze haar geloof niet wou verbergen op de werkvloer.

 

Deze en andere gevallen van ‘christianofobie’ in Europa tonen ons hoe belangrijk het is om de verhouding tussen geloofsgemeenschappen en publieke autoriteiten goed te begrijpen en de godsdienstvrijheid op kordate wijze te verdedigen. De volgende tekst wil hiertoe een bijdrage leveren.

 

Uw Europa voor Christus – Team

 

P.S.: Dank voor uw dagelijks gebed voor een christelijk Europa!

 

- * - * - * - * - * - * - * - * - * - *- * - * - * - * - *- * - * - * - * - *- * - * - * - * - *- * - * - * - * - *- * - * - * - 

 

Over de laïcité en haar vijand, het laïcisme

 

Door Etienne Rosset

 

De laïcité heeft betrekking op de verhoudingen tussen de politiek en de religies. Zij houdt het principe in van de organische scheiding tussen het tijdelijke en geestelijke domein, tussen de staat en de religies.

 

Volgens het principe van de laïcité verplichten politici er zich toe om zich niet in te mengen in religieuze aangelegenheden (zoals de benoeming van verantwoordelijken – bisschoppen, imams, rabijnen – het formuleren van dogma’s, het samenroepen van concilies). Van hun kant verplichten de religieuze instanties zich ertoe niet direct in te grijpen op het politieke domein. Het principe van de laïcité moedigt de burgers dus aan tot respect voor de religies. Aan de andere kant zet het de gelovigen aan om de politieke instellingen te respecteren. Dat de ene de andere zou negeren of zelfs minachten is op zich al een inbreuk op het principe van de laïcité.

 

Het onderscheid – de scheiding – tussen de politieke en religieuze instanties sluit niet uit dat men elkaar wederzijds raad geeft en overeenkomt. De religieuze instanties hebben de mogelijkheid om de publieke instanties te consulteren en vice versa.

 

Laïcité definieert dus hoe de instellingen werken. Hierbij hoort een neutraliteit ten opzichte van de religies. De laïcité probeert niet een ersatzantropologie (of zelfs theologie) te zijn. Ze brengt geen enkele antropologie mee. Laïcité, neutraliteit, wederzijds respect tussen de religieuze en politieke instanties is geen ‘a-religie’ noch atheïsme. Het is een middel, geen doel. Haar finaliteit is de religieuze én areligieuze vrijheid.

 

Maar wie heeft er nochtans de laïcité uitgevonden? Een man, Jezus, die de christenen ook Christus of Messias noemen. De evangelies hebben het over “Geef aan de keizer wat aan de keizer toekomt en aan God wat aan God toekomt” (Mt.22,21; Mc.12,17 en Lc.20,25). Jezus zei ook tegen Pontius Pilatus: “Mijn koninkrijk is niet van deze wereld” (Joh.18,36). Vóór hem was het onderscheid tussen politiek en religie ondenkbaar, zowel bij de joden als bij de Greco-romeinen.

 

Zoals het dogmatisme de vijand is van het dogma, zo is het laïcisme de vijand van de laïcité.

Terwijl het clericalisme, waarbij priesters een politieke rol spelen (zoals in het Ancien Regime de gewoonte was) een inbreuk is op de laïcité, dan komt het gevaar vandaag van de andere kant. Het laïcisme brengt een militant atheïsme naar voor dat zich opdringt binnen de politieke instellingen. Het is een atheïstisch denkpatroon waarbij alleen de politiek erkenning krijgt. Dit idee van laïcité rust op het postulaat van het atheïsme. Het neemt dus vanaf het begin een antropologische positie in en gebruikt de institutionele neutraliteit om aan een soort van proselitisme te doen. Het laïcisme respecteert de religieuze neutraliteit van de politieke instellingen niet. Het verheft de laïcité tot iets absoluuts. Het miskent de hiërarchie tussen middel en doel.

 

Het laïcisme is een vorm van negatief monotheïsme. Het weigert de ene God te erkennen. Het bestrijdt het enige principe (een eerste oorzaak waaruit alles voortkomt) en het enige doel (een uiteindelijk doel waar alles naar toe gaat). Maar van de vergoddelijking van een of andere popster of voetbalster maakt het geen probleem. Het laïcisme heeft ook niets tegen de verafgoding van geld, onafhankelijkheid of macht – die ersatzdoelen worden als de religie verdrongen wordt. Het laïcisme heeft niets tegen de huidige vormen van polytheïsme omdat het weet dat die geen grond hebben.

 

Zowel het klerikalisme als het laïcisme plegen verraad aan de laïcité. Zij plaatsen de politieke macht en de religieuze instanties naast elkaar als rivalen voor dezelfde functie. Ze zien geen natuurlijk onderscheid tussen het politieke en het religieuze. Het klerikalisme stelt de vraag die de apostelen ook stelden: “Heer, zult gij in deze tijd het koninkrijk voor Israël weer herstellen?” (Hand. 1,6). Het laïcisme bevindt zich in het andere kamp, dat van Herodus die degene die hij als zijn rivaal ziet, veroordeelt. (cf. Mt.2,1-18). In tegenstelling tot het laïcisme en het klerikalisme is de laïcité geen partizaan.

 

De christelijke cultuur, bron van de Europese wijsheid

 

Laat ons eens kijken naar het artistieke en architecturale Europese patrimonium, of naar de principes die de westerse wetgeving bezielen. Wie beroep doet op de kennis van de Europese cultuur kan niet voorbij gaan aan de christelijke cultuur. Komt het principe van de gelijkwaardigheid van de mensen niet voort uit het judeo-christendom en de christelijke antropologie? Of ze het nu wel of niet willen toegeven, de Europese landen zijn doordrenkt van de christelijke erfenis. Dit ontkennen – zij het nu door verblinding of negatie, uit slechte wil of uit vooroordeel, is een indirecte inbreuk tegen de laïcité. Dit patrimonium maakt van ons “dwergen op de schouders van reuzen”, erfgenamen van een groeiende schat waarvoor wij vandaag verantwoordelijk zijn, waaraan we moeten werken en die we moeten doorgeven.